Wereldwijd wordt er geprobeerd om voedselverspilling tegen te gaan. Doel 12 van de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN (Sustainable Development Goals; SDG's) luidt: “Verzeker duurzame consumptie- en productiepatronen”, met als subdoelstelling “Tegen 2030 de voedselverspilling in winkels en bij consumenten per hoofd van de bevolking halveren en voedselverlies reduceren in de productie- en leveringsketens” .
Lidstaten hebben het initiatief omarmd, waarbij regelgevingsinstanties zoals de Europese Commissie onder meer normen in verband met de mogelijkheden van winkels om overtollige voedingsmiddelen te doneren hebben herzien. Veel winkelaars, merkhouders, fabrikanten en leveranciers in het VK hebben zich tevens toegelegd op het realiseren van de doelstellingen van de Courtauld Commitment 2025 , gericht op het verbeteren van efficiënter grondstoffengebruik en verminderen van afval in de Britse levensmiddelensector.
Met het oog daarop omarmt de sector, naast inspanningen om de houdbaarheid van producten te verlengen door de efficiëntie in toeleverings- en opslagsystemen te verbeteren, nieuwe oplossingen en technologieën voor het verminderen van voedselverspilling, waaronder hersluitbare verpakkingen, kleinere verpakkingsgroottes en deelverpakkingen.
Maar hoe zit het nu met de grootste oorzaak van voedselverspilling door consumenten – voedselbederf?
Lee Metters, Group Business Development Director van Domino Printing Sciences (Domino), kijkt naar de uiteenlopende internationale praktijken en eisen voor voedseldatering (ook wel ‘duurzaamheidsmarkering’ genoemd) en is van mening dat een betere samenhang en duidelijkheid van de voedseletikettering kan bijdragen tot een vermindering van de hoeveelheid afval.
De gebruikte terminologie
Volgens onderzoek van het Waste and Resources Action Programme (WRAP) verspilt het VK jaarlijks 7,3 miljoen ton voedsel. Circa 660.000 ton van die verspilling is op de een of andere manier te wijten aan de datummarkering – bijna 10% van het totaal. Dat komt deels door de verschillende manieren waarop consumenten de etikettering op voedselverpakkingen kunnen interpreteren.
Het probleem verergert door de diverse manieren waarop termen en voorschriften op het gebied van voedseldatering worden gehanteerd. Tot voor kort waren uitdrukkingen zoals ‘uitstallen tot’ en ‘verkopen vóór’ regelmatig te zien in Britse winkels en, in verschillende EU-landen, vaak te zien naast datums als ‘ten minste houdbaar tot’ en ‘te gebruiken tot’. Terwijl consumenten in de VS, waar geen uniforme of algemeen aanvaarde omschrijvingen worden gebruikt op voedseletiketten, worden geconfronteerd met ‘vervaldatum’, ‘te gebruiken tot’, ‘houdbaarheid’, ‘verkopen vóór’, ‘bij voorkeur gebruiken vóór’, ‘ten minste houdbaar tot’ – de lijst is eindeloos.
Maar behalve ‘te gebruiken tot’ zegt geen enkele van die uitdrukkingen iets over productveiligheid. Zo geven ‘ten minste houdbaar tot’, ‘best tot en met’ en ‘bij voorkeur gebruiken vóór’ aan wanneer de smaak of kwaliteit van een product het best is, terwijl ‘uitstallen tot’ en ‘verkopen vóór’ de winkelier laten weten hoe lang het product kan worden uitgestald voor de verkoop, met het oog op voorraadbeheer.
In 2017 stelde WRAP, in samenwerking met de Britse overheidsinstantie FSA en het ministerie van Milieu, Voedsel en Agrarische Zaken (Department for Environment, Food and Rural Affairs; DEFRA) een nieuwe richtlijn op. Winkeliers moesten de consument gaan voorzien van eenvoudiger, samenhangender advies op het etiket. Volgens het document ‘Labelling Guidance – Best practice on food date labelling and storage advice’ (Richtlijn etikettering – Beste praktijken betreffende datumetikettering en advies m.b.t. de opslag van voedingsmiddelen) is het de beste praktijk om “één product slechts te voorzien van één datumetiket”.
De richtlijn adviseert tevens om ‘te gebruiken tot’ alleen toe te passen wanneer dit uit oogpunt van voedselveiligheid gepast is en biedt advies over het gebruik van aanvullende informatie zoals aanwijzingen voor het bewaren en invriezen van het product. Hierbij moet worden opgemerkt dat het de bedoeling is dat het document van WRAP wordt gebruikt in combinatie met EU-verordening nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, de Britse Food Information Regulations 2014 en daarmee samenhangende richtlijnen, en dat het document niet dient ter vervanging van het reeds bestaande advies.
Standaarden voor voedselmarkering
Elk land hanteert zijn eigen dateringsstandaarden, maar er kan onderscheid worden gemaakt tussen datums die betrekking hebben op productkwaliteit en datums die gaan over de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van consumenten.
In het VK maakt Campden BRI, een advies- en onderzoeksorganisatie op het gebied van voedingsmiddelen, duidelijk dat de consument producten met het oog op de veiligheid niet mag consumeren na de datum ‘te gebruiken tot’. Maar volgens de Food Standards Agency (FSA) heeft ‘ten minste houdbaar tot’ betrekking op “kwaliteit, niet veiligheid”. Dit advies lijkt op dat in Frankrijk, waar het Franse Voedsel-, milieu- en arbo-bureau stelt dat de datum ‘te gebruiken tot’ in acht moet worden genomen. Na die datum is een product “wettelijk ongeschikt voor consumptie, omdat het een gezondheidrisico voor de consument kan inhouden”.
Begrijpen hoe de houdbaarheid van producten wordt vastgesteld biedt inzicht in de relevantie en het belang van deze datumaanduidingen. Volgens Campden BRI zijn er allerlei verschillende soorten analyses die worden gebruikt om de datums ‘ten minste houdbaar tot’ en ‘te gebruiken tot’ van een product te bepalen.
Voor ‘te gebruiken tot’-datums kan een houdbaarheidsonderzoek worden uitgevoerd, waarbij het product wordt verpakt en vervolgens gedurende een gespecificeerde periode microbiologische tests ondergaat. Wanneer de microbiologische stoffen een bepaald niveau overschrijden, verstrijkt de houdbaarheid van het product. Andere testmethoden zijn predictieve modellering, waarbij met behulp van software een prognose wordt gesteld over de houdbaarheid van een product, en een challenge-test, waarbij micro-organismen in een verpakt product worden ingebracht om te zien of ze zich vermenigvuldigen.
Voor ‘ten minste houdbaar tot’-datums kunnen onderzoeken worden uitgevoerd zoals zintuiglijke beoordeling, waarbij het uiterlijk, de geur, de smaak en het gevoel in de mond van producten worden beoordeeld; textuuranalyse, waarbij de versheid van bakkerijproducten wordt getest; en chemische analyse, waarbij aspecten zoals bederf en ranzigheid in het smaakprofiel van een product worden geëvalueerd.
Vanwege het kwaliteitsaspect van ‘ten minste houdbaar tot’ zijn sommige mensen van mening dat dergelijke datums willekeurig zijn en zelfs voedselverspilling bevorderen. WRAP stelt echter dat de aanwezigheid van een datumetiket van welke type dan ook de kans verkleint dat mensen voedsel weggooien vóór die datum. Dit wijst erop dat dergelijke datums mogelijk juist een rol kunnen spelen bij de bestrijding van voedselverspilling.
In de EU is er momenteel geen wettelijke verplichting om een datumetiket aan te brengen op verse, ongesneden fruit en groenten. Het gebruik van een datumcode op producten met een beperkte houdbaarheid kan de consument stimuleren om producten op te eten voordat ze bederven. WRAP adviseert om datumetiketten, wanneer dat gepast is, te verwijderen van verse fruit en groenten en om mensen te adviseren om zelf te beoordelen wanneer verse fruit en groenten het best kunnen worden geconsumeerd.
Internationale initiatieven voor het terugdringen van verspilling
Overal ter wereld werken organisaties hard om verwarring van de consument over datumetiketten te bestrijden, teneinde de voedselverspilling terug te dringen. Het VK probeert door middel van de campagne Love Food Hate Waste mensen bewuster te maken dat voedselverspilling moet worden bestreden en biedt praktisch advies om individuele consumenten te helpen minder voedsel te verspillen. Tegelijkertijd werkt de Deense organisatie Too Good To Go samen met een groot aantal andere landen, waaronder Noorwegen, Oostenrijk, Zwitserland, Portugal en Polen, aan het terugdringen van de voedselverspilling.
De organisatie voert campagne voor duidelijkere datumetikettering, en voor initiatieven om plaatselijke winkels, cafés en restaurants in staat te stellen om overtollige voedingsmiddelen te verkopen of doneren in plaats van weg te gooien. In de recente whitepaper, “Expiration dates, an outdated idea?” (Houdbaarheidsdata, een verouderd idee?) staaft de organisatie de bevindingen van WRAP door te stellen dat 49% van de Europeanen van mening is dat betere en duidelijkere informatie over de betekenis van ‘ten minste houdbaar tot’ en ‘te gebruiken tot’ hen zou helpen om thuis minder voedsel te verspillen.
Er zijn aanzienlijke inspanningen verricht om deze subjectieve oorzaak van verspilling te bestrijden, waaronder de campagne ‘Often Good After’, die consumenten erop wijst dat voedsel best nog eetbaar kan zijn na de vermelde datum als het nog goed ruikt en smaakt. De campagne ‘Often Good After’ spoort consumenten aan om op hun eigen zintuigen te vertrouwen bij het bepalen of een product nog houdbaar is. Een aantal fabrikanten van voedingsmiddelen, waaronder Unilever, Carlsberg en Arla Foods, hebben samengewerkt met Too Good To Go om het initiatief tot leven te brengen. Carlsberg en Arla Foods hebben een ‘Often Good After’-datum (Vaak nog goed na) toegevoegd aan bepaalde biersoorten en melkproducten, en Unilever heeft de aanduiding overgenomen voor drie van zijn Knorr-minimaaltijden met rijstnoedels.
Onderzoek naar alternatieven
Terwijl veel voedselfabrikanten internationale initiatieven voor het terugdringen van verspilling verwelkomen, wordt er achter de schermen ook gewerkt aan onderzoek naar andere verpakkingsmaterialen dan plastic. Alternatief verpakkingsmateriaal verbetert de houdbaarheid van veel producten, wat niet alleen praktisch is, maar ook verspilling vermindert. Veel sectororganisaties hebben zich uitgesproken tegen de druk op bedrijven om het gebruik van plastic te verminderen zonder dat dit leidt tot een toename van de voedselverspilling.
Voor de sector – waartoe zowel voedingsmiddelenfabrikanten als winkeliers behoren – wordt het steeds duidelijker dat vermindering van het plasticgebruik kan leiden tot meer voedselverspilling. Maar naarmate de industrie meer leert over alternatieven voor plastic, zou dat kunnen veranderen. Momenteel worden er prognoses gesteld voor de ‘ten minste houdbaar tot’-datum voor nieuwe verpakkingsmaterialen, waarbij producten een kortere houdbaarheid krijgen toegekend, die vervolgens wordt verlengd naarmate het onderzoek vordert.
Het gebruik van alternatief verpakkingsmateriaal wordt ondersteund door groepen en initiatieven zoals NanoPack, een door de EU gefinancierd project dat streeft naar het verbeteren van de houdbaarheid van producten met behulp van actieve voedselverpakkingstechnologieën. Bijkomende methoden zijn onder meer het gebruik van op basis van planten of voedingsmiddelen vervaardigde verpakkingsfolies, beschermende coatings en het gebruik van antioxiderende nanodeeltjes, zoals besproken in een recent rapport van PreScouter .
Al dit werk is van groot belang, maar de vereiste volgende stap bij het gebruik van elk materiaal is, zoals Campden BRI verklaart, het opnieuw bepalen van de houdbaarheid van het product. Bij gebruik van alternatief materiaal moet hiervoor ook het verpakkingsmateriaal zelf worden beoordeeld, naast het voedsel dat erin wordt verpakt. Dat is van essentieel belang bij het vaststellen van de juiste datumcodering voor dergelijke producten, om te zorgen dat voedsel niet bederft voordat het aankomt bij de consument.
Conclusie
Voedingsmiddelenfabrikanten maken duidelijk een ontwikkeling door en veel van hen geven blijk van inzet voor het terugdringen van voedselverspilling door samen te werken met organisaties die op dat gebied van zich doen spreken. We zien allerlei initiatieven en brancheorganisaties die onderzoek doen naar alternatieve verpakkingsmaterialen en proberen iets te doen aan de verwarring rond datummarkering. Dit, met als doel zowel voedselverspilling tegen te gaan als voedselverpakkingen duurzamer te maken, wat aantoont dat er stappen in de juiste richting worden gezet.
De voorschriften zijn voortdurend onderhevig aan verandering. Fabrikanten van voedingsmiddelen en dranken moeten ernaar streven om samen te werken met organisaties die beschikken over de nieuwste kennis over vereisten voor datumcodering en voorschriften voor coderen en markeren, om aan de wetgeving te blijven voldoen en bij te dragen aan het wereldwijd nagestreefde doel van minder voedselverspilling.